Archives

Author Archive for: ‘Yvonne’

Start project ‘Bloeiende Kempen’ voor wilde bijen

Op initiatief van Stichting Food4Bees slaan zes gemeenten in de Kempen de handen ineen om in 2016 een extra impuls te geven aan het leefgebied van wilde bijen. Wilde bijen zijn belangrijk voor de bestuiving van wilde bloemen en landbouwgewassen. En als het goed gaat met de bijen, dan leven we in een schone en gezonde omgeving waarin het ook goed gaat met mensen, dieren en planten.

De gemeenten Oirschot, Hilvarenbeek, Reusel-De Mierden, Bladel, Bergeijk en Eersel hebben in samen- werking met Stichting Food4Bees het projectplan ‘Bloeiende Kempen’ opgesteld. Het doel van dit plan is: “Verbetering van het leefgebied van de bijen en andere bestuivende insecten in de Kempen. Het richt zich op structurele bij-vriendelijke inrichtingsmaatregelen. Hierbij ligt het accent op het realiseren en verbeteren van verbindingen tussen en met natuur- en bloemrijke gebieden die voor wilde bijen en vlinders van grote betekenis zijn.”

Verdeeld over de zes deelnemende gemeenten worden er circa 20.000 stuks drachtstruiken en –bomen aangeplant. In bermen en losse percelen met een oppervlakte van totaal 4,5 ha worden inrichtingsmaatrege- len getroffen, zoals bijvoorbeeld het inzaaien van bermen met bloemmengsels. Deze maatregelen worden getroffen omdat deze bermen en percelen als stapstenen, de geschikte leefgebieden voor de wilde bijen met elkaar verbinden. Daar profiteren niet alleen bijen van, maar ook veel andere insecten, vogels en kleine zoogdieren. De oplevering van dit gezamenlijke project vindt plaats omstreeks het einde van het eerste kwartaal van 2017. Tijdens de oplevering worden zes grote insectenhotels overhandigd aan de wethouders van de deelnemende gemeenten. Een insectenhotel is een houten constructie wat een nest- en rustplaats biedt voor diverse insectensoorten. Het biedt een compensatie voor het gebrek aan nest- en overwinterplek- ken voor insecten. Dit gebrek is ontstaan door de verstoring en de afname van hun natuurlijk leefgebied.

In het kader van het provinciale Meerjarenprogramma Bijenimpuls is op 28 april 2016 een subsidie ontvan- gen voor dit project. Deze subsidie is toegekend door de provincie Noord-Brabant. Hiermee is het project ‘Bloeiende Kempen’ officieel gestart.

 

 

logo's project Bloeiende Kempen

 

 

Rozen zijn rood, viooltjes zijn blauw, dat weet iedereen maar hoe komt dat nou?

 

Plantenkwekers kennen inmiddels verschillende genen die een rol spelen bij bloemkleur, maar er bestond nog geen kwantitatief onderzoek naar de manier waarop verschillende pigmenten rode, blauwe of gele bloemen opleveren.
Casper van der Kooi deed dat wel, door biologie en natuurkunde te combineren.

In een artikel dat op 11 mei verscheen in Proceedings of the Royal Society B beschrijft hij het proces waarmee celstructuren in de bloembladeren het licht verstrooien en hoe pigmenten teruggekaatst licht filteren en zo kleuren produceren. ‘Wij hebben onlangs al een wiskundig model gepubliceerd dat kleurvorming beschrijft, en in dit nieuwe artikel passen wij dat toe op een aantal planten’, zegt Van der Kooi. Hij combineert zijn resultaten bovendien met informatie over het visueel systeem van insecten, wat inzicht geeft in de anatomische trucs waarmee planten hun bestuivers aantrekken.

Planten moeten zichtbaar zijn voor insecten, dus het reflecteren van licht is belangrijk. Toch bleek uit de metingen van Van der Kooi dat een armzalige 20 tot 50 procent van het licht wordt teruggekaatst. De rest gaat door de bloemblaadjes heen. Dat maak ze mooi doorschijnend, maar wat heeft de plant daar aan? ‘Niets, voor zover wij weten. De meeste insecten bekijken bloemblaadjes alleen van boven.’ Er zijn maar twee verklaringen: bloemen zijn simpelweg niet in staat meer licht terug te kaatsen, of het levert geen voordeel op om dat te doen.

Het onderzoek van Van der Kooi laat zien dat er een grote variatie zit in de hoeveelheid licht die door bloemen wordt verstrooid. Dat de bloemen niet meer kunnen terugkaatsen, lijkt dan ook niet aannemelijk. ‘En we weten dat het visuele systeem van insecten corrigeert voor verschillen in lichtintensiteit. Dat is een belangrijke aanpassing, die insecten nodig hebben wanneer zij van een donker bos naar een lichte weide vliegen. Ze zoeken bloemen dan ook op tint en kleurverzadiging, niet op helderheid.’ Dus is het genoeg om de helft of minder van al het licht terug te kaatsen, zolang dat licht maar de juiste tint heeft dankzij de pigmenten.

Maar het aanmaken van pigmenten is een kostbare zaak, dus te veel pigment produceren is niet handig. Daarom liggen pigmentkorrels in laagjes, zodanig dat hun effect maximaal is. ‘Planten die dicht bij de grond bloeien, zoals het Robertskruid, hebben alleen pigment aan de bovenkant van de bloembladeren.’ Maar bloemen die van alle kanten insecten moeten aantrekken, zoals klaprozen, hebben pigment aan beide zijden.

Van der Kooi beschrijft hoe de concentratie en lokalisatie samen met de interne structuur van de bloem de kleur vormen. ‘Wij zijn de eersten die dit fenomeen hebben bestudeerd’, zegt hij. ‘Dat komt vooral doordat ik kon samenwerken met zowel biologen als natuurkundigen met een belangstelling voor kleur. Dat is een ongebruikelijke combinatie in dit onderzoeksveld.’

Maar los van de nieuwigheid, wat kan hij met deze resultaten? ‘Die zouden van belang kunnen zijn voor kwekers, aangezien wij een aantal nieuwe mechanismen beschrijven die de kleur van planten beïnvloeden.’ Bovendien zijn de modellen die Van der Kooi ontwikkelde interessant voor evolutionair onderzoek. ‘Ons werk kan een verklaring opleveren voor de vraag hoe vanwege verschillen in lichtomstandigheden, zoals in een bos versus een weide, de kleuren van bloemen op verschillende wijze vorm krijgen.

Door ook het visueel systeem van insecten erbij te betrekken kunnen we verklaren hoe bloemen hun kleur afstemmen op specifieke bestuivers. Dit soort fenomenen is al eerder onderzocht, maar nooit zoals wij deden met kwantitatieve methoden.’

Tekst: Rijksuniversiteit Groningen

klik hier voor het origineel artikel

Op zondag 5 juni presentatie Food4Bees bij de jaarlijkse open dag van Natuurbegraafplaats De Hoevens.

Landgoed De Hoevens, Goorstraat 4 Alphen (NB)

Presentatie over o.m de samenwerking tussen De Hoevens en Food4bees in belang van de bij en andere bestuivende insecten.

————–
Tussen 10.00 en 16.00 uur bent u van harte welkom voor een kennismaking met De Hoevens.

Het programma van deze dag ziet er als volgt uit:

In afscheidslocatie ‘De Eik’:
– Presentatie over natuurbegraven en de mogelijkheden van De Hoevens
– Lezingen van Stichting Food4Bees en 8er de Wolken;
– Gelegenheid tot drankje en hapje en bezichtiging van ‘De Eik’.
– Muziek van Liseth Horsten

In het informatiecentrum:
– Informatiestand van Natuurbegraafplaats de Hoevens met gelegenheid tot het stellen van vragen aan onze medewerkers;
– Verkoop landgoedlekkernijen;
– Gelegenheid tot bezichtiging fotopresentatie.

Op de natuurbegraafplaats:
– Informatiemarkt met expositie van duurzame kisten, manden, urnen, lijkwaden;
– Gelegenheid om rond te wandelen over de natuurbegraafplaats;
– Voorbeeldgraf met uitleg van onze grafdelver
– Paard & wagen

De open dag wordt georganiseerd tijdens de landelijke ‘Week van de Begraafplaats’ en is gratis toegankelijk.
Voor mindervaliden staat een rolstoel en electrokar klaar zodat ook zij de natuurbegraafplaats kunnen bezichtigen.

Www.natuurbegraafplaatsdehoevens.nl

Imkers uit Spoordonk en Liempde mogen honing ‘biologisch’ noemen

Ook Nederlandse honing mag voortaan ‘biologisch’ genoemd worden. De imker moet dan wel aan een aantal strenge eisen voldoen. In Liempde en Spoordonk lukt dit al.

Stralend presenteerde Toon van den Oord (67) maandagavond zijn eerste potje biologische honing aan ZLTO-voorzitter Hans Huijbers. Van den Oord imkert al 30 jaar aan de Nieuwendijk bij Spoordonk, op de rand van natuurgebied de Kampina. Maar niet eerder mocht hij het woord ‘biologisch’ op zijn etiketten zetten.

Nu wel. De stichting Skal, die in Nederland streng waakt over de betrouwbaarheid van biologische producten, heeft inmiddels 3 Brabantse imkers gecertificeerd. Meer erkenningen zitten in de pijplijn.

Veel moeite
“Ik hecht er heel veel waarde aan om een zo goed mogelijk voedselproduct op tafel te zetten”, zei Van den Oord, die van beroep biologisch veehouder is. Hij heeft er samen met een groep imkers veel moeite voor gedaan om zijn honing voortaan biologisch te mogen noemen. Behalve de eer levert het certificaat hem ook een hogere verkoopprijs op, aldus Van den Oord. Hij denkt aan een verdubbeling van de vraagprijs. Genoeg klanten zouden 10 in plaats van 5 euro voor een pond honing willen betalen als ‘biologisch’ op het etiket staat.

Skal eist van de imker een zo natuurlijk mogelijke werkwijze. Dat gaat ver, er mag bijvoorbeeld alleen biologische verf op de bijenkasten gesmeerd worden. Daarnaast moet de imker aantonen dat zijn bijen de honing halen in een gebied waar weinig of geen landbouwgif gebruikt wordt.

Doorbraak
Het was Nederlandse imkers lang een doorn in het oog dat buitenlandse honing wel als ‘biologisch’ in de winkel stond terwijl de eigen honing zo niet genoemd mocht worden. Overleg met Skal heeft vorig jaar tot een doorbraak geleid. Imkers moeten voortaan zelf aantonen dat hun bijen nectar verzamelen in een natuurlijk gebied. Dat is naast Toon van den Oord ook Eric van Oijen gelukt.

Deze Liempdse imker presenteerde zijn eerste biologische honing vrijdag aan de ambassadeurs van Stichting Food4Bees, een organisatie die zich inzet voor betere voedselgebieden voor bijen.

 

klik hier voor het gehele artikel

Bloemen voor bijen in Het Groene Woud

Door het verdwijnen van stuifmeel- en nectarleveranciers, zoals bloeiende bomen, struiken en kruiden, zijn de leefomstandigheden van de bijen helaas verslechterd. Dit geldt zowel voor de honingbij als voor de wilde bij. Om de situatie te verbeteren, introduceerde Streekfonds Het Groene Woud een project om meer struiken en bomen aan te planten die structureel bijdragen aan het leveren van stuifmeel en nectar. Dit zijn een van de belangrijkste voedingsstoffen voor bijen. Het project wordt uitgevoerd door stichting Food4Bees. Heb jij een stuk grond ter beschikking en zou je graag aan het project willen bijdragen? Neem dan contact op!

In februari jl. deed Streekfonds Het Groene Woud een oproep naar organisaties die interesse hebben om het bijenproject uit te voeren. Er zijn verschillende aanmeldingen gekomen, waaronder van stichting Food4Bees. Stichting Food4Bees is als burgerinitiatief vanuit Oirschot en Liempde opgericht voor het verbeteren van de leefomstandigheden van bestuivende insecten. Ze is dan ook verheugd dat Streekfonds Het Groene Woud deze verbeteractie heeft geïnitieerd en financieel mogelijk maakt.

Het project
Maar wat staat er precies te gebeuren binnen dit project? In Het Groene Woud, aan de randen van dorpen en steden en in het agrarisch landschap, worden pleisterplaatsen voor bijen gerealiseerd. Op een pleisterplaats is het goed zoemen voor een bij. Er komen bloeiende planten en er is ook nestgelegenheid voor wilde bijen. Het project geeft een stimulans aan de leefomstandigheden!

Help jij mee?
Stichting Food4Bees is op zoek naar grondeigenaren die aan dit project willen bijdragen. Heb je grond ter beschikking die (meerjarig) ingericht kan worden als pleisterplaats voor de bij? Dan komt Food4bees graag met je in contact. Er zijn vouchers beschikbaar waarmee je de planten kunt verkrijgen. Het gaat hier om inheemse bloeiende bomen en struiken. Daarnaast krijg je ook deskundig advies over de aanleg en het beheer. Om de leefomstandigheden van bijen daadwerkelijk te verbeteren, zijn er wel enkele voorwaarden verbonden. Voor meer informatie kun je contact opnemen met stichting Food4Bees via info@food4bees.nl  of 0499-379785. De klus wordt gezamenlijk aangepakt!

Akkerranden met bloeiende kruiden, grassen en zomergranen worden sinds de jaren ‘90 ingezet om biodiversiteitsverlies in akkerbouwgebieden tegen te gaan.

Met name wetenschappers uit het Verenigd Koninkrijk doen onderzoek naar de effectiviteit van deze randen. De groep van Dave Goulson beschreef onlangs in een alarmerend artikel dat akkerranden onbedoeld een negatief effect op bijen kunnen hebben.

De komende weken zullen honderden boeren, voornamelijk onder regie van de agrarische collectieven in Nederland, weer bloemrijke akkerranden inzaaien. Deze akkerranden dienen tal van vaak hybride doelen (zie het interessante overzicht (pdf; 1,1 MB) van Merijn Bos en collega’s) en worden ingezaaid met onder meer klavers, korenbloemen en andere bloeiers die voor bijen en nectarzoekende insecten van grote betekenis zijn.

In onze vaak steriele agrolandschappen zijn bloeiende kruiden geen overbodige luxe, en naast een potentieel nut voor insecten en akkervogels als patrijs, kwartel, veldleeuwerik en gele kwikstaart wil het oog ook wat. Achter deze idylle schuilt echter een weerbarstige waarheid.

Uit de publicatie van bijenexpert Goulson en collega’s blijkt dat het hard nodig is om met gezonde argwaan naar het beheer van akkerranden te kijken en in ieder geval scherper in de gaten houden waar we deze maatregelen eigenlijk voor nodig hebben.

klik hier voor het volledige artikel

Stichtingscoördinator Eric van Oijen is naast zijn activiteiten voor Food4Bees bezig met de omschakeling naar gecertificeerd biologisch imker. Toon van den Oord, eveneens van Food4Bees, zal ook in het voorjaar van 2016 omgeschakeld zijn en behoren tot de eersten in Nederland.

Vara’s Vroege Vogels radio heeft Eric van Oijen hierover geïnterviewd en dit is uitgezonden op zondag 14 februari.

Het interview is na te luisteren op de website van Vroege Vogels:
klik hier om te luisteren naar de radio uitzending

15-feb-2016 – Biodiversiteit in Europa staat onder druk.

Het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) geeft aan dat op een deel van de landbouwgrond natuur een belangrijke functie moet krijgen om verdere achteruitgang te stoppen. Tot dusverre is dit beleid niet succesvol geweest. Een recente studie van Wageningen Universiteit geeft aan dat maatwerk nodig is.
Bloemrijke, natuurlijke stroken zijn belangrijk voor biodiversiteit in akkergebied (Bron: Kars Veling)Menselijke activiteiten en economische ontwikkeling hebben geleid tot verandering, vernietiging en fragmentatie van de natuurlijke leefomgeving wereldwijd.

Hierdoor is er sprake van een sterke achteruitgang van de biodiversiteit. Dit is met name het geval in agrarische gebieden in Europa, waar de landbouw sterk is geïntensiveerd. De Europese Unie erkent dit en in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is, na lange discussies, uiteindelijk besloten dat 5% van de landbouwgrond ecologisch aandachtsgebied moet worden om zo biodiversiteit te behouden en tegelijkertijd ecosysteemdiensten als bestuiving en plaagbestrijding door natuurlijke vijanden te bevorderen.

Bij een herziening zal het oppervlaktepercentage wellicht worden verhoogd tot 7%. Om te achterhalen of dat voldoende is om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen hebben onderzoekers van Wageningen Universiteit en particuliere soortorganisaties gekeken naar de aanwezigheid van natuurlijke elementen in het agrarisch gebied in Nederland in relatie tot de soortenrijkdom van planten en dieren die in landbouwgebieden voorkomen.

Icarusblauwtje kan prima in agrarisch gebied overleven als er maar natuurlijke stroken zijn (Bron: Kars Veling)De onderzoekers hadden de beschikking over een gedetailleerde kaart van Nederland met alle natuurlijk elementen en zeer nauwkeurige verspreidingsgegevens van vaatplanten en  dagvlinders, vanuit de Nationale databank Flora en Fauna (NDFF), van zweefvliegen en sprinkhanen uit de European Invertebrate Survey database en gegevens van het meetnet broedvogels. Bij elkaar gaat het om miljoenen waarnemingen, verzameld door professionals, maar vooral door vele duizenden vrijwilligers. Nederland is een van de best onderzochte landen als het om biodiversiteit gaat. Anouk Cormont van Wageningen UR, die het onderzoek leidde: “We hebben voor het eerst voor een heel land kunnen evalueren welke invloed de dichtheid aan natuurlijke elementen heeft op soortenrijkdom. De gebruikte soortgroepen zijn ecologisch erg verschillend en daarmee hebben we een uitstekend beeld gekregen.” Landschappen met 3 tot 7% natuurlijke elementen hadden 37 tot 75% van de maximaal mogelijke soortenrijkdom. Maar er was een groot verschil tussen de natuurelementen, tussen landschapstypen en bovendien bleken soortgroepen verschillend te reageren.

Ook in weidegebieden zijn natuurlijke stroken van belang (Bron: Kars Veling)Voor planten en insecten bleken vooral lijnvormige elementen een positieve bijdrage te leveren aan de soortenrijkdom. Bij heggen, greppels en wateroevers bleek de toename sterker dan bij niet-lijnvormige elementen. Bij vlinders bleek een duidelijk verschil op te treden per type landschap (fysisch geografische regio’s). Bij een toename van natuurlijke elementen van 3 tot 7% nam het aantal soorten het sterkst toe in het Limburgse Heuvelland en in het rivierengebied.

Conclusie is dat er niet een standaardoppervlaktemaat voor biodiversiteit is die in heel Europa toegepast kan worden. Het is nadrukkelijk een kwestie van maatwerk. Zo zou in bepaalde gebieden meer dan 7% van het akkerland moeten worden aangewezen, terwijl in andere gebieden een kleiner percentage kan volstaan. Het is zaak hierbij de meest gevoelige groep als graadmeter te nemen en nadrukkelijk op regionaal niveau uit te werken. Vlinders scoren daarbij goed: ze reageren sterk op een kleine toename van natuurlijke elementen in agrarisch landschappen, net als vogels, maar bij vlinders is het gevonden verband het sterkst.

Tekst: Kars Veling & Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting

Klik hier om naar het origineel bericht te gaan

 

Opvallende ontdekking: grote bijensoorten worden steeds kleiner
Wageningen University
15-feb-2016 –

Bij onderzoek naar de oorzaken van het afnemen van de bijenpopulaties is een verrassende ontdekking gedaan. De vrouwtjes van grote bijensoorten zoals de aardhommel zijn gedurende de afgelopen eeuw in Nederland significant kleiner geworden. De oorzaak lijkt te zitten in de wijze waarop bijen voor hun nageslacht zorgen.
Al in 2014 publiceerden Jeroen Scheper en David Kleijn met collega’s een onderzoek naar de oorzaak van de achteruitgang van bijenpopulaties aan de hand van bijenverzamelingen in museumcollecties. Aan de hand van achtergebleven stuifmeel op die ‘historische’ bijen konden de onderzoekers bepalen op welke waardplanten zij vlogen. Daaruit bleek dat de populatietrend van de waardplanten voor een belangrijk deel de populatietrend van de bijbehorende bijensoorten bepaalt. De voorkeursplanten van achteruitgaande bijensoorten bleken in de loop der tijden ook achteruit te zijn gegaan, en de voorkeursplanten van vooruitgaande bijensoorten waren juist vooruitgegaan.

Tevens constateerden ze toen dat grotere bijensoorten harder achteruit leken te zijn gegaan dan kleinere soorten. “Wellicht omdat zij meer voedsel nodig hebben en dus afhankelijk zijn van een groter bloemaanbod,” zo stelde Scheper in 2014. Dat zou er bij grote soorten toe kunnen leiden dat het voordeliger is om klein te zijn terwijl dat bij kleine soorten niet het geval is. Dit patroon wordt nu bevestigd in het huidige onderzoek. “Maar,” zegt David Kleijn, “dat geldt merkwaardig genoeg alleen voor de vrouwtjes, niet voor de mannetjes. Grote vrouwtjesbijen zijn in de laatste 130 jaar met ruim 8% in grootte gekrompen. De mannetjes niet.” Scheper en Kleijn vergelijken die waarneming met Nederlandse mannen, die in diezelfde 130 jaar zo’n 10% langer zijn geworden.

Naar de exacte oorzaak van de krimp van de grotere bijen, en de reden waarom dit alleen de vrouwtjes betreft, kunnen de onderzoekers alleen gissen. Maar het grote verschil in krimp tussen de beide sexen van de grote bijensoorten zal zeker verband houden met het voedselaanbod. David Kleijn: “Bekend is dat de vrouwtjes van de diverse bijensoorten de grootste behoefte hebben aan stuifmeel en nectar omdat zij ook de voedselvoorraden voor de bijenlarven aanleggen. Mannen houden zich daarmee niet bezig en hoeven dus alleen zichzelf te onderhouden. De verschillen in krimp lijken dus teruggevoerd te kunnen worden tot verschillen in de wijze waarop vrouwtjes en mannetjes voor hun nageslacht zorgen.”

Deze achteruitgang in grootte kan wel gevolgen hebben voor de bestuiving van onze landbouwgewassen, omdat grotere bijen over het algemeen effectievere bestuivers zijn. Uit eerder onderzoek van David Kleijn en Arjen de Groot bleek dat de bijdrage van wilde bijen aan de productiewaarde van fruit veel groter is dan gedacht. Voor appels en blauwe bessen bedraagt deze bijvoorbeeld jaarlijks duizenden euro’s per hectare. Alleen al voor de Elstar-appel komt dit voor heel Nederland neer op wel 16 tot 20 miljoen euro.

Tekst: Wageningen University

klik hier om naar het origineel artikel te gaan